Borden langs het spoor

Wat ziet de machinist en wat moet hij doen of laten?



Utrecht (#0, #3, #15), Watergraafsmeer (#1, #6), Baarn (#2, #8), Breukelen (#4, #oneindig), Oldenzaal (#5), Gouda (#7), Hengelo (#9), Venlo (#11), Woerden (#13), Rotterdam (#10, #12, #14), Deurne (#16). Gefotografeerd in 2004, #16 in 2016.

De 0 geeft het begin van de kilometrering aan. De 1, 6, 13 en 16 zijn snelheidsborden. De 15 is een spooraanduiding. De blauwe cijferborden geven aan waar een trein van een bepaalde lengte moet stoppen.



Snelheidsborden

Snelheidsopdrachten worden vaak gegeven door lichtseinen, maar op plaatsen waar altijd dezelfde snelheid geldt, worden doorgaans vaste borden gebruikt. Deze zijn van reflecterend materiaal, zodat ze 's nachts goed zijn te zien in het licht van de frontseinen. Om de leessnelheid te bevorderen, wordt de laatste 0 van het getal weggelaten: 6 betekent dus 60 km/uur.

  • Groen baanvaksnelheidsbord (sein SR 316): verhoging van de snelheid toegestaan tot de aangegeven waarde. Staat er geen getal op het bord, dan geldt 125 km/uur. Dit bord zal geleidelijk verdwijnen; de functie wordt overgenomen door het snelheidsbord (SR 314).
  • Geel snelheidsverminderingsbord (sein SR 313): snelheid begrenzen tot de aangegeven waarde.
  • Wit snelheidsbord (sein SR 314): rijden toegestaan met ten hoogste de aangegeven snelheid.

Bij de borden 313 en 314 kunnen er ook twee boven elkaar zijn geplaatst. In dat geval geldt het onderste bord (met de laagste snelheid) voor goederentreinen en losse locomotieven. Er bestaan nog andere snelheidsborden, voor speciale situaties zoals bruggen en tunnels. Snelheidsopdrachten kunnen ook door middel van cijferbakken worden gegeven.



ATB-borden

Borden waarmee het begin en het einde van een ATB-gebied wordt aangegeven. Waarom zitten er twee gaten in het linkerbord? Lees het thema over treinbeïnvloeding.



Nummering van seinen en wissels

Seinen hebben allemaal een nummer: een zwart bordje met gele cijfers. Soms staat er een letter voor of achter, zie het thema over lichtseinen. Op emplacementen zijn de seinen even genummerd. Op de vrije baan zijn de seinen even en oneven genummerd: in de ene richting even, in de andere richting oneven.

In de oude uitvoering van deze nummerborden stonden de cijfers verticaal: van boven naar beneden. Omdat het nog weleens gebeurde dat machinisten de cijfers van onder naar boven doorgaven, zijn er borden gekomen met de cijfers horizontaal.

Wissels hebben ook allemaal een nummer: een wit bordje met zwarte cijfers. Wissels die tegelijk worden bediend, zoals overloopwissels en kruiswissels, hebben hetzelfde nummer met daarachter een letter. Op emplacementen hebben wissels een oneven nummer, seinen een even nummer.

Bij de spoorwegen is niets zeker, dus uitzonderingen op het bovenstaande komen voor.




De loensende trein

Frontseinen van treinstel 273. Wie de lampen vergelijkt, ziet dat het ene glas ongeveer 30 graden is verdraaid ten opzichte van het andere. De trein loenst: de twee lichtbundels zijn niet evenwijdig. Een van de lichtbundels (ten opzichte van de machinist de rechter) wijst een beetje opzij. De bedoeling hiervan is licht te laten vallen op de reflecterende borden langs het spoor.



Blauwe cijferborden

 

Amersfoort, 23 april 2005. Deze blauwe cijferborden geven de machinist een aanwijzing waar hij moet stoppen. Een trein die uit negen rijtuigen ("bakken") bestaat, moet dus doorrijden tot het bord met het cijfer 9 erop. Als laatste in de reeks zie je een blauw bord zonder cijfer. Dat bord is bestemd voor de langste treinen die langs het perron passen. Deze borden zorgen ervoor dat de trein geen wissels of overwegen bezet houdt, terwijl er tegelijk rekening wordt gehouden met de afstand die reizigers over het perron moeten lopen. De meeste reizigers willen namelijk in de trein stappen op dezelfde plek als waarop ze op het perron zijn gekomen. Doorgewinterde reizigers weten hoe lang hun trein is en gebruiken de cijferborden om zich strategisch op te stellen. Tweede foto: Utrecht, 26 juli 2005. Uitvoering met twee cijfers: een witte 6 in een blauw veld, daaronder een blauwe 2 in een wit veld. Het onderste cijfer is van toepassing op treinen die niet over de volle lengte van het perronspoor binnenkomen, maar pas halverwege via de wissels vanaf een ander spoor.


  

Sittard, 19 oktober 2006. Een trein laten rijden is één ding, een trein op de juiste plaats laten stoppen is een ander verhaal. Deze borden worden gebruikt om ervoor te zorgen dat treinen op een gunstige manier langs het perron komen te staan. De machinist bepaalt aan de hand van het aantal "bakken" waaruit zijn trein bestaat bij welk bord hij moet stoppen. Meestal staat er maar één cijfer op zo'n bord, en dan is het dus makkelijk, maar in Sittard is wat meer denkwerk vereist. Witte cijfers op een blauwe ondergrond zijn bestemd voor treinen die over de volle lengte van het perron binnenkomen. Blauwe cijfers op een witte ondergrond zijn bestemd voor treinen die via een wisselstraat vanaf een ander spoor langs het perron binnenkomen. En soms staan er zelfs drie cijfers op één bord. Wat nu? (2/4 betekent dat treinen met 2, 3 of 4 bakken hier moeten stoppen.)


Sittard, 15 oktober 2006. En dan gaat het ondanks die cijferborden toch nog weleens mis. "Mind the gap", zoals ze in Londense metrostations omroepen. Foto Kevin Evers.


Perronseinpaal

Ook op de perrons wordt niets aan het toeval overgelaten. De paal staat tusschen de twee sporen, waarvoor het sein geldt. Het draaibare blad dwars op de lengterichting van het spoor — met het roode voorvlak met witte rand naar den trein gekeerd wil zeggen: „Halt". Foto uit "Seinwezen", ca. 1941.


Stopplaatsseinen

 

Simpelveld (ZLSM), 10 juli 2005 en Heerlen, 10 juli 2005. Verplaatsbare stopplaatsseinen. De machinist moet zijn trein voor dit sein tot stilstand brengen, ongeacht andere aanduidingen langs het perron. Het sein is blauw omdat het een “exploitatieve” betekenis heeft. Voorbijrijden is niet gevaarlijk, zoals bij een rood sein.


 

Utrecht, 13 december 2001. Verplaatsbaar stoptreinsein, geleverd door Vialis uit Alkmaar.


Utrecht, 16 april 2009. Procesleider met blauwe lamp; met dit stopplaatssein geeft hij aan tot hoever de binnenkomende trein moet rijden. Vroeger waren dat forse lantaarns, nu een zaklamp ter grootte van een royale sigaar. Inmiddels zijn er nog kleinere zaklampen in gebruik, die vier kleuren kunnen tonen: wit, rood, groen en blauw. Deze zaklampen zijn ontwikkeld voor het leger, maar de kleuren komen toevallig overeen met wat er bij het spoor nodig is.


Utrecht, 3 oktober 2021. Een onbeheerd stopplaatssein.


Utrecht, 3 maart 2005. Er bestaan ook vaste stopplaatsseinen. Deze bestaan uit twee blauwe lampen boven elkaar. Als het stopplaatssein niet brandt, moet de machinist afgaan op de blauwe cijferborden langs het perron.


Vaste stopplaatsseinen (sein 303 uit het seinreglement) worden ook wel geplaatst op het diepste punt van tunnels, om te voorkomen dat treinen op een helling tot stilstand komen en dan niet meer kunnen optrekken. Sein 303 kan hier worden voorafgegaan door een uit witte lampjes opgebouwd sein 283, dat een helling voorstelt. Dit sein geldt alleen voor personentreinen.


 

Utrecht Centraal, 11 augustus 2006 en 1 december 2006. Op verschillende plaatsen langs de perronrand is een massadetectielus gemonteerd. Het aansluitkastje onder de perronkap heeft voor mij het raadsel van deze detectie­lussen ontsluierd: die werden kennelijk gebruikt in combinatie met de stopplaatsseinen. In Utrecht zijn de vaste stopplaatsseinen inmiddels verdwenen.


 

Amsterdam Centraal, 6 juli 2005. Monteurs zijn bezig met een reparatie aan een stopplaatssein. Om ze veilig te kunnen laten werken, is een van de sporen kortgesloten met een kabel, zodat daar geen treinen over geleid kunnen worden. De witte pijl op het zwarte bordje wijst naar het spoor waar het sein voor geldt. (Het gebruik van een kortsluitkabel is tegen de regels: de mannen zouden eigenlijk een kortsluitlans moeten gebruiken. Kortsluitkabels mogen alleen in noodgevallen worden gebruikt door treinpersoneel.) De foto hieronder is gemaakt op 2 november 2006.


Hilversum, 23 oktober 1968. Een ertstrein passeert Post T. Links een stopseinlantaarn: een witte S op een zwarte achtergrond. Dt betekent: stoppen voor het sein, maar dit geldt niet voor rangerende treinen. Op deze foto gaat het om een sein met verlichting, maar het kan ook een zwart bord met een witte S zijn.


Amersfoort, 11 september 2004. Einde beveiligd gebied (seinreglement 333). Achter dit sein zelf opletten of de sporen en wissels veilig bereden kunnen worden.


Dieren, 14 oktober 2006. Blokbord (seinreglement 331). Mag alleen worden gepasseerd met toestemming van de treindienstleiding. Blokborden worden gebruikt langs baanvakken zonder seinen, zoals de lijn van de VSM. Met deze borden wordt aangegeven waar een nieuw blok begint, in dit geval blok Ez.


 

Rotterdam, 25 mei 2006. Op de plaats waar vroeger het Hofpleinstation stond, komen nu de sporen van de Willem­spoor­tunnel uit de grond. De machinist ziet achtereenvolgens een omschakelbord van de Telerail (inmiddels verleden tijd), een herhalingssein (stand veilig resp. onveilig), een baken dat de nadering van een lichtsein aankondigt, en een advies­snelheids­bord. Deze borden staan langs de dalende helling van een diepe tunnel, met oplopende adviessnelheid. Door deze snelheid zo nauwkeurig mogelijk te volgen, rijdt de trein onderin de tunnel met de juiste snelheid om de tunnel weer te kunnen verlaten zonder dat de ATB wegens snelheidsoverschrijding een snelremming inzet. De advies­snelheids­borden zijn niet zichtbaar in de ATB-cabineseinen. Aldus de toelichting in het Seinreglement. Het bord op deze foto's staat overigens naast een opgaande helling. In de verte een waarschuwingssein voor baanwerkers.


Bordenkermis bij Lunetten

 

Utrecht Lunetten, 24 augustus 2007. Ik ben geen ergonoom, maar volgens mij is hier wel een beetje erg veel informatie bij elkaar gezet.

Om te beginnen die blauwe cijferborden. De borden met een 8 en een 10 kunnen zonder probleem worden vervangen door een blauw bord zonder cijfer. Een machinist van een trein die langer is dan 6 bakken, begrijpt echt wel dat hij door moet rijden tot het eind van het perron. Dan dat witte bord met een 10. Dat betekent dat de plaatselijke snelheid vanaf hier maximaal 100 km/uur is. Tegelijk wordt met het gele bord opdracht gegeven om de snelheid te verminderen tot 90 km/uur. En in de lichtbak staat een snelheid van 80 km/uur aangegeven. Strikt genomen hoeft de machinist hier alleen maar te weten dat hij moet afremmen tot 80 km/uur. De rest van de bordenkermis leidt alleen maar af. Inmiddels is de situatie hier overigens heel anders geworden. Bij Utrecht Lunetten liggen nu vier sporen.


Voor het bordje geen toegang was geen plaats meer, dat staat daarom in de heg. Bij het sein aan het linkerspoor heeft men het rustiger aan gedaan: alleen een geel bord. De cijferbak kan hier alleen een 4 tonen.


Tijdelijke snelheidsbeperking

Jaarbeurs Utrecht, 1 april 2009. LAE-borden op een stand op RailTech Europe 2009.

Louter Armoe en Ellende

Oudewater (tussen Gouda en Woerden), 11 september 2008. Tijdelijke snelheidsbeperkingen worden aangegeven met zogeheten LAE-borden: de L staat voor langzaam, de A voor aanvang, de E voor einde. Spoorwegpersoneel spreekt over Louter Armoe en Ellende. (In Duitsland spreekt men van Adam en Eva.)

Een eind voor de plaats waar de snelheidsbeperking begint staat het L-bord ('s nachts twee knipperende gele lampen). Daarna volgt een bord met een getal dat de te bereiken snelheid aangeeft (bijvoorbeeld 6 = 60 km/uur). Op dat bord kunnen ook twee getallen staan: in dat geval geldt het onderste getal voor goederentreinen en losse locomotieven, het bovenste getal voor overige treinen. Waar de tijdelijke snelheidsbegrenzing begint staat het A-bord ('s nachts een geel knipperlicht). Aan het eind staat het E-bord ('s nachts een groen licht).

Een tijdelijke snelheidsbeperking wordt vaak niet afgedwongen door de ATB; het is te ingewikkeld om de baan­apparatuur aan te passen. Alleen bij een snelheids­beperking tot 40 km/uur gebeurt dit wel: dan schakelt men eenvoudig de ATB-code uit.

De situatie op deze foto's is overigens allesbehalve tijdelijk. Er ligt bij Oudewater een stenen bruggetje dat nogal gammel is. In plaats van dit bruggetje te repareren dwingt men hier de vele goederentreinen snelheid terug te nemen tot 60 km/uur. Voor andere treinen geldt een "snelheidsbeperking" van 130 km/uur, zijnde de baanvaksnelheid ter plaatse.



Montzen-route (België), 10 oktober 2008. Vanwege werkzaamheden is een tijdelijke snelheidsbeperking van kracht. Hiervoor wordt gewaarschuwd door middel van een verplaatsbare krokodil. Foto Maxime Bonnier.


Schiefe Ebene, 4 september 1972. Een trein ploetert de steile helling op. De andere kant op moeten treinen het rustig aandoen, vandaar dit permanente snelheidsbord waar ten overvloede twee gele lampen aan zijn toegevoegd.


Verkenbord

Vechten, 8 september 2007. Een "verkenbord". De S betekent dat er een halte of station nadert waar de trein mogelijk moet stoppen, afhankelijk natuurlijk van de dienstregeling. Het bord staat op remwegafstand, dat wil zeggen ongeveer 1,5 kilometer voor de betreffende halte. In dit geval is dat Bunnik. Verkenborden zijn een aanvulling op de hectometerbordjes die de machinist gebruikt om zich te oriënteren. Links is zo'n hectometerbordje te zien, gemonteerd aan een bovenleidingportaal. Daar vlak voor staat een rond bord "aankondiging overweg".
Zie verder het thema Kilometers en hectometers.


Aankondiging overweg

Valkenburg, 24 september 2005. Treinstellen 186 en 113. Het bord op de voorgrond is een "aankondiging overweg". Het staat bij de geïsoleerde las in het spoor waar de inschakelsectie van een overweg zich bevindt. Het bord dient ter oriëntatie van machinisten, als zij een "Lastgeving aki/ahob/aob" hebben gekregen. Op deze lastgeving (tegenwoordig noemen ze dat aanwijzing) staat de betreffende overweg in kilometers en hectometers aangegeven, op deze foto 26,0. Het bord geldt hier voor beide sporen. In beide sporen zijn duidelijk ook de geïsoleerde lassen te zien, en de "potjes" waar de kabels de grond in gaan. Foto Hans Hartemink.


Verkeerd spoor

Utrecht, 12 oktober 2005. De fotograaf staat op de overweg in de Zonstraat, met zijn gezicht naar het Spoorwegmuseum. Tot in 2010 was dit een van de weinige baanvakken waar over verkeerd spoor (VS) kon worden gereden. Vanaf Lunetten tot het Spoorwegmuseum konden treinen beveiligd over het linkerspoor rijden. Van deze mogelijkheid werd gebruik gemaakt van treinen die naar het kopspoor links op de foto moesten. Voor treinen die rechtdoor moesten rijden, tot Blauwkapel, was een "lastgeving verkeerd spoor" nodig. De pijl boven het bord VS wijst naar het spoor waar het bord betrekking op heeft. Later is de beveiliging gewijzigd, zodat de treinen ook beveiligd links tot Blauwkapel kunnen rijden. In 2013 is de situatie hier volledig gewijzigd, met het afsluiten van de Oosterspoorlijn vanuit Lunetten, zie foto hieronder.



Fluitbord

Wat op een auto een claxon heet, heet op een trein een tyfoon (oude spelling typhoon). De machinist kan hiermee bij dreigend gevaar een geluidsignaal geven.

Nederlandse treinen hebben altijd twee tyfoons: een met een hoog en een met een laag geluid. Met een voet­pedaal kan de machinist een van deze tyfoons gebruiken, of beide tyfoons afwisselend. Hoe dieper hij het pedaal intrapt, hoe harder de tyfoon klinkt. Moderne loco­motieven hebben behalve de tyfoon vaak ook een autotoetertje.

Op plaatsen waar een trein altijd moet toeteren, bijvoorbeeld een onbewaakte overweg, staat een fluitbord (SR 312): een ruitvormig wit bord met een zwarte F. Dit bord stamt nog uit de stoomtijd, toen treinen geen tyfoon maar een stoomfluit hadden.

Pfeifen und läuten
In Duitsland zie je bordjes met de P van pfeifen (fluiten). Soms twee bordjes boven elkaar: twee keer pfeifen. Ook waren er bordjes met de L van läuten (bellen). De fluit heeft in Duitsland overigens plaatsgemaakt voor de Makrofon (= tyfoon).

Overmatig tyfoneren kan leiden tot geluidoverlast.


Tilburg Universiteit, 4 november 2014. Links een fluitbord (SR 312). Het bord met de schicht wil zeggen dat het hier om een facultatief fluitbord gaat: tyfoneren is alleen nodig als er personen zijn die het overpad naderen. Het bord 05 betekent dat de maximum snelheid hier 5 km/uur is. Het overwegpad is het begin van de looproute naar de universiteit. Het stootblok lag er vroeger niet: de lijn liep toen verder naar Turnhout. Foto Dolf Dijkstra.

Getoeter bij Blokpost Bunnik, op 24 en 27 juni 2010. De Heimwee-Express, gereden door DE3 114, heeft problemen met de tyfoon, zodat twee vuvuzela-spelers in actie moeten komen. De laatste opname is gemaakt bij Vechten.


Wandelen langs het spoor

Bilthoven, 9 januari 2018. Wie zoals ik regelmatig langs het spoor wandelt, is dit bord vast weleens tegengekomen. Er staan blauwe golven op, dus je eerste gedachte is waarschijnlijk "water". En inderdaad zie je dit bord vaak vlak voor een brug over het water. Maar de officiële betekenis volgens het seinreglement is "einde looppad". Dus vanaf hier moet je goed op de treinen letten voordat je verder loopt.


Stopbord

Utrecht, 3 mei 2013. Overweg in de Zonstraat. Stopbord (sein 301), betekenis: "Stoppen voor het bord en de opdracht, vermeld op het onderbord, uitvoeren. Indien geen opdracht vermeld, mag na het stoppen verder worden gereden." Deze overweg wordt alleen nog gebruikt bij rangeerbewegingen. Een paar honderd meter verderop lopen de sporen dood. De fiets is van de fotograaf. Deze staat met zijn rug naar het Spoorwegmuseum. Vergelijk ook de foto hierboven.


Stopborden en opdrachtborden

Op 1 oktober 2019 zijn enkele wijzingen doorgevoerd in het seinreglement. Het opvallendste is de introductie van twee nieuwe borden: het opdrachtbord (zwarte O op een wit bord) en een gewijzigde uitvoering van het S-bord. Hier een overzicht van enkele bestaande en nieuwe borden.

Bovenste rij:

  • Stopseinbord of -lantaarn: witte S op een zwarte ondergrond. Hier stoppen. Dit sein geldt niet voor rangerende treinen.
  • R-bord: zwarte R op een witte achtergrond. Rangerende treinen mogen niet voorbij dit bord rijden.
  • S-bord: stoppen en de opdracht op het onderbord uitvoeren. Is er geen opdracht, dan na het stoppen verder rijden. Dit bord zal geleidelijk plaatsmaken voor het opdrachtbord of het stopbord met rode schuine strepen.
  • Opdrachtbord: zwarte O op een witte achtergrond. Stoppen en de opdracht op het onderbord uitvoeren (bijvoorbeeld overweg sluiten). Daarna verder rijden.

Onderste rij:

  • Stopbord. Na toestemming van de op het onderbord vermelde functionaris verder rijden.
  • Stopbord met witte lamp. Na toestemming van de op het onderbord vermelde functionaris verder rijden. Als de witte lamp brandt, dan liggen de wissels achter het bord goed. Is de lamp gedoofd, dan moeten de wissels ter plaatse worden bediend.
  • Facultatief stopbord. Dit betekent stoppen, tenzij de opdracht op het onderbord is uitgevoerd.
  • Facultatief stopbord met witte lamp. Dit betekent stoppen, tenzij de opdracht op het onderbord is uitgevoerd. De witte lamp brandt als de wissels achter het bord goed liggen. Is de lamp gedoofd, dan moeten de wissels ter plaatse worden bediend.

Voor exacte definities zie het seinreglement.



Arend van Dam, circa 1968


Zie ook:




vorige       start       omhoog