Overzicht Duitse stoomlocomotievenOverzicht van Duitse stoomlocomotieven, met historische achtergronden. Het overzicht op mijn site is niet volledig. Je vindt hier voornamelijk locs die ik zelf heb gezien. |
Korte geschiedenisDe Duitse Länder, zoals Pruisen, Saksen en Beieren, hadden vroeger allemaal hun eigen spoorwegmaatschappijen. Op 1 april 1920 werden deze maatschappijen samengevoegd tot de Deutsche Reichsbahn. Die zag zich geconfronteerd met een enorme verscheidenheid aan locomotieven, vaak kleine series en veelal sterk verouderd. Er werd toen een programma opgesteld om meer eenheid in het locomotievenpark te verkrijgen. Hieruit ontstonden de zogeheten Einheitslokomotiven, waarvan de onderdelen - tot hele ketels aan toe - onderling uitwisselbaar waren. De Pruisische P10 (DR 39) stond hiervoor model. In navolging van de Einheitslokomotiven werden er ook zogeheten ELNA-Lokomotiven ontworpen. Deze waren bestemd voor de particuliere spoorlijnen (Privatbahnen) die Duitsland kende. Nummering Pruisisch materieelBij de KPEV (Königlich Preußische Eisenbahn-Verwaltung) had elke directie
haar eigen nummering en zeker in het begin ook een eigen materieelbeleid. Deze directies waren: Altona, Berlin, Breslau, Bromberg, Cassel, Cöln, Danzig,
Elberfeld, Erfurt, Essen, Frankfurt, Halle, Hannover, Kattowitz, Königsberg, Magdeburg, Mainz, Münster, Posen,
Saarbrücken, Stettin. Nummerschema Deutsche ReichsbahnIn 1925 werd door de Reichsbahn een nieuw nummerschema opgesteld, dat tot het eind van het stoomtijdperk in gebruik is geweest. Het schema is wel aangepast toen er computernummers werden ingevoerd.
BaureiheHet nummerschema hield rekening met de geplande nieuwe locomotieven. Ook moesten er nog veel bestaande locomotieven in worden ondergebracht. Omdat er meer dan 99 soorten waren, kregen gelijksoortige locomotieven hetzelfde serienummer. Daarbinnen werd met behulp van het volgnummer een verdere onderverdeling gemaakt. Bijvoorbeeld de Baureihe 03, beginnend met 03 001, en de Baureihe 0310, beginnend met loc 03 1001. Meer over het begrip Baureihe. GattungLocomotieven zijn ook ingedeeld naar 'Gattung'. Die wordt aangegeven met letters en een aantal cijfers. Bijvoorbeeld G 56.20 is een goederenloc met 5 drijfassen en totaal 6 assen, met een asdruk van 20 ton. Een rode stip betekent dat de loc een stalen vuurkist heeft (geen stip betekent koperen vuurkist). Een witte driehoek betekent dat de loc gedeeltelijk buiten profiel is. Een driehoek met een streep erboven betekent dat alleen de schoorsteen te hoog is, en dat hier zo nodig een deel van kan worden weggenomen. De Neubaulokomotiven van Friedrich WitteToen in 1949 de Deutsche Bundesbahn werd opgericht, was het einde van de stoomtractie al in zicht. Toch schafte de DB tot 1959 nog vijf stoomlocseries aan (10, 23, 65, 66, 82). Deze machines waren het werk van Friedrich Witte (1900-1977) van het Bundesbahn-Zentralamt (BZA) in Minden. Hij was sinds 1942 verantwoordelijk voor de stoomlocomotieven van de Reichsbahn. Zijn naam is verbonden aan de "Witte-Windleitbleche": de bekende kleine windleiplaten die veel locs hebben gekregen in plaats van de tot dan vaak toegepaste "grote oren". Ook was het zijn verdienste dat de locs van de Baureihe 0110 uiteindelijk betrouwbare machines werden. Trek-duwtreinenDiverse stoomlocomotieven zijn geschikt gemaakt voor het rijden van trek-duwtreinen. Zie Wendezugsteuerung. Duitse PacificsIn de jaren dertig werden in Duitsland verschillende series sneltreinlocomotieven gebouwd. Dat waren 'Pacifics', met asopstelling 2'C1'. De belangrijkste series (Baureihen) waren 01, 0110 (drie-cilindervariant van de 01), 03 (lichtere versie van de 01) en 0310 (driecilindervariant van de 03). Ook werden verschillende experimentele locomotieven gebouwd. De Tweede Wereldoorlog maakte aan deze ontwikkelingen een einde. Na de oorlog liet de DB in West-Duitsland nog twee nieuwe sneltreinlocomotieven bouwen: dat was de Baureihe 10, een verbeterde versie van de 0110. Maar toen deze Schwarze Schwäne in 1957 op de baan kwamen, was het duidelijk dat het tijdperk van de stoomlocomotief voorbij was. Bij de DR in Oost-Duitsland werden in de jaren zestig enkele tientallen locs van de Baureihe 01 gemoderniseerd. Dit leverde de stoer uitziende Rekolokomotive van de Baureihe 015 op. Deze kwamen ook de grens met West-Duitsland over. De locs van de Baureihe 0110 kregen in 1968 nieuwe nummers. Ze vormden toen de Baureihe 011 (kolenstook) en 012 (oliestook). De Stoom Stichting Nederland (SSN) heeft loc 012 075 gekocht, die nu weer haar oorspronkelijke nummer 01 1075 draagt. In Duitsland zijn diverse andere locomotieven bewaard gebleven. Loc 10 001 is te zien in het Dampflokomotiv-Museum in Neuenmarkt-Wirsberg. Overzicht van op deze site behandelde locs
|
01, 02 en 04Koblenz, 12 augustus 1970. Loc 001 150 maakt zich hier gereed voor een reis naar Trier. Voor het sneltreinverkeer werden vanaf 1920 verschillende types met drie drijfassen ontwikkeld, zoals deze serie 01 en de driecilinderlocs van de serie 01.10. Een lichtere variant hiervan waren de locs van de series 03 en 03.10. Van de Baureihe 01 zijn vanaf 1925 231 exemplaren gebouwd. Tegelijk met de serie 01 verscheen ook een viercilinder compoundlocomotief Baureihe 02 op de tekentafel. De bedoeling was zowel van de 01 als de 02 tien locomotieven te bouwen, en daarna te besluiten met welk type men verder zou gaan. De locs van de serie 02 waren geen succes, en zijn later omgebouwd tot 01. Ook zijn er nog twee experimentele locs Baureihe 04 gebouwd. |
01.10Hilversum, 24 oktober 2004. De Baureihe 01.10 is de driecilindervariant van de 01. Hiervan zijn vanaf 1937 55 exemplaren gebouwd. Vanwege de oorlog is er van de oorspronkelijke planning van 250 stuks weinig terecht gekomen. Een deel van de locomotieven werd afgeleverd met een stroomlijnbekleding, die in de praktijk weinig beviel. Bij museumloc 01 1102 is deze stroomlijnbekleding gereconstrueerd (zie foto). Alle locs van de serie 01.10 hebben de oorlog overleefd, en zijn toen bij de DB in dienst gekomen. De ketels waren inmiddels zo slecht, dat ze vanaf 1953 alle zijn vervangen door nieuwe. Begin jaren zestig zijn 34 locs omgebouwd op oliestook. Klik hier voor meer. |
01.5Leipzig Hbf, 22 september 1979. Loc 01 0525 is binnengekomen met een trein uit Saalfeld. In de DDR verbleven na de oorlog 65 locomotieven uit de serie 01. In de eerste helft van de jaren zestig kregen 35 locs een nieuwe ketel, terwijl er ook allerlei andere verbeteringen werden aangebracht. Een deel van de locs werd omgebouwd op oliestook. Twaalf locs kregen "boxpok-wielen". De gereconstrueerde locs werden genummerd in de serie 01 501 t/m 535. De laatste locs deden tot 1982 dienst; vijf locs zijn bewaard gebleven. Klik hier voor meer. |
03Aulendorf, 17 september 1971. Loc 003 276 met een trein van Ulm naar Friedrichshafen. Van deze serie zijn tussen 1930 en 1937 298 exemplaren gebouwd. Klik hier voor meer. Er is ook een driecilindervariant gebouwd, de serie 03.10. Zie hieronder. |
03.10Utrecht Blauwkapel, 23 juli 1989. Loc 03 1010 keert naar haar Heimat terug, na het bezoek aan NS 150. De serie 03.10 stamt uit 1939; de bedoeling was om er 140 te bouwen, maar vanwege de oorlog kwam men niet verder dan 60. Deze locs hadden net als de 01.10 een stroomlijnbekleding, die echter na de oorlog is verwijderd. Klik hier voor meer. |
05 001 en 15 001 (bay. S 2/6)Verkehrsmuseum Nürnberg, 30 augustus 1972. Loc 15 001 (Beierse S 2/6) en 05 001. De eerste loc brak in 1907 het wereldsnelheidsrecord met 154 km/uur. Dit record werd in 1936 gebroken door loc 05 002, die 200,4 km/uur reed. Twee jaar later reed de Britse loc LNER 4468 'Mallard' nog sneller: 203 km/uur, maar dat was maar over een klein stukje, van een helling af. Andere locs uit de tijd van de Baureihe 05: Baureihe 06 en Baureihe 19.10. |
10In 1957 stelde de DB een verder ontwikkelde versie van de 01.10 in dienst: de locs 10 001 en 10 002. Hierbij bleef het, want de tijd van de stoomlocomotief was definitief voorbij. Deze twee locs hebben tien jaar dienst gedaan. Klik hier voor meer. |
18.4-5 (bayerische S 3/6)Deze viercilinder compoundlocomotief is vanaf 1908 gebouwd door de firma Maffei voor de Beierse spoorwegen. Er zijn er zo'n 150 gebouwd, in verschillende onderling afwijkende subseries. Bij de DRG werden ze genummerd in de serie 18.4-5. Ze deden tot in de jaren vijftig dienst. Dertig locs hielden het wat langer vol: deze kregen een nieuwe ketel en een nieuw machinistenhuis (DB serie 18.6). Begin jaren zestig gingen ook deze buiten dienst. Diverse locs zijn bewaard gebleven, waaronder één in de oorspronkelijke uitvoering. Dit is een schaalmodel 1:100 van Uitgeverij Atlas. Klik hier voor het echte werk. |
18 201 en 18 314Amersfoort, 4 oktober 1991. Loc DR 18 201 met de NVBS jubileumexpres. Deze loc is samengesteld uit drie andere locomotieven. De basis wordt gevormd door de in 1939 gebouwde 2'C3' sneltreintenderloc 61 002. Deze loc deed samen met een andere gestroomlijnde tenderloc dienst met de Henschel-Wegmann-Zügen tussen Berlijn en Dresden. Deze luxe treinen waren gedacht als alternatief voor de succesvolle snelle dieseltreinstellen uit die tijd. In 1961 werd de loc omgebouwd, gebruik makend van onderdelen van loc 45 024 en een ketel van de Baureihe 22. De loc is alleen voor testdoeleinden gebruikt. Klik hier voor meer. Een jaar eerder, in 1960, ontstond in Oost-Duitsland een andere proeflocomotief, de 18 314. Deze was gebaseerd op een Badische IV h, die net als de 18 201 is voorzien van een ketel van Baureihe 22. Ook de 18 314 is gedeeltelijk gestroomlijnd. |
19 en 19.10Sakische XX HV. Experimentele locomotief met stoommotoren. Meer informatie. |
23 en 23.10Saarbrücken, 16 augustus 1973. Loc 023 063 met een trein uit Sarreguimines (Frankrijk). Vlak voor de Tweede Wereldoorlog werd de serie 23 ontworpen, die bedoeld was als opvolger van de serie 38 (P8). Deze locs waren afgeleid van de goederenlocserie 50; ze hadden dezelfde ketel en dezelfde tender. Vanwege de oorlogsomstandigheide zijn er slechts twee locs gebouwd, die na de oorlog in Oost-Duitsland terecht zijn gekomen. In West-Duitsland werd na de oorlog een "nieuwe" 23 ontworpen, waarvan er tussen 1950 en 1959 105 zijn gebouwd. Diverse locs zijn bewaard gebleven, waarvan drie in Nederland. Klik hier voor meer. Ook in Oost-Duitsland zijn na de oorlog nieuwe 23'ers gebouwd: de Baureihe 23.10 (later 35.10) die uit 113 locs bestond. Deze was gebaseerd op de eveneens na de oorlog gebouwde serie 50.40 die uit 88 locs bestond. |
38 (preuss. P8)Eutingen, 14 september 1971. De Eilzug van Stuttgart naar Konstanz heeft enkele rijtuigen achtergelaten. Deze worden door loc 038 313 naar Freudenstadt gebracht. Tussen 1906 en 1928 zijn zo'n 3800 locs van dit type gebouwd, waarvan 3370 voor de Pruisische staatsspoorwegen. Bij de DB kregen de locs windleiplaten type "Witte". Ook kregen diverse locs een Wannentender aangemeten. Eind 1974 ging hier de laatste loc uit dienst: de 038 772. Klik hier voor meer. |
39 (preuss. P10), Reko 22Fabrieksfoto van loc 39 117 (Repro uit Hanomag Nachrichten, november 1924). De Pruisische P10 wordt beschouwd als voorloper van de Einheitslokomotiven. In de DDR is een deel van deze locomotieven omgebouwd tot Baureihe 22, later weer vernummerd in Baureihe 39.10. Klik hier voor meer. |
41Aschendorf, 21 augustus 1974. Twee 042-ers zijn in de weer met een ertstrein richting Rheine. De eerste loc van de serie 41 kwam in 1936 op de baan. Er zijn er 366 van gebouwd. Het ontwerp is gebaseerd op dat van de sneltreinlocs serie 03. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg een deel van de locs bij de DB een nieuwe ketel. Ook werd een deel omgebouwd op oliestook. Bij de hernummering in 1968 werden de oliegestookte locs genummerd in de serie 042. Deze lichte tweecilinder goederentreinlocs hadden weinig problemen met andere treinen. Er zijn verschillende exemplaren bewaard gebleven, waaronder de 41 105 van de SSN. Klik hier voor meer. |
44Lingen, 20 augustus 1974. Loc 043 094 is met een ertstrein op weg naar Rheine; rechts in beeld AW Lingen. De locs van de serie 44 dateren uit 1926. Tot 1945 zijn meer dan 2000 van deze zware driecilinderlocomotieven gebouwd; een deel ook voor Frankrijk en andere landen. Na de Tweede Wereldoorlog is een deel van de locs omgebouwd op oliestook. Bij de DB werden deze locs in 1968 genummerd in de serie 043, de kolengestookte locs in de serie 044. Klik hier voor meer. Van de Baureihe 44 bestond ook een tweecilindervariant: Baureihe 43 en een zwaardere variant: Baureihe 45. |
44.0Saalfeld, 25 september 1979. Loc 44 0104. Bij de DR is na de oorlog stevig gesleuteld aan de locs van de serie 44. Een deel is daarbij omgebouwd op oliestook; dat is de serie 44.0 geworden. De kolenstokers waren ondergebracht in de series 44.1 en 44.2, waarvan er bij de VSM een aanwezig is. Ook zijn er locs geweest die op kolenpoeder reden, de serie 44.9. Klik hier voor meer. |
50Lauda, 4 september 1973. Loc 053 097 en 052 988 denderen 's ochtends vroeg langs met hun goederentrein. De eerste loc van de serie 50 is gebouwd in 1939. Vier jaar later reden er 3164 rond. Daarna schakelden de (Duitse en Oostenrijkse) fabrieken over op een vereenvoudigde uitvoering, de Kriegsloks BR 52. De vijftigers waren manusjes van alles. Dankzij hun lage asdruk konden ze ook op secundaire lijnen worden ingezet. Ze konden zowel vooruit als achteruit 80 km/uur rijden. Zwart-witfoto: Aachen West, 10 augustus 1970. Loc 052 356. Vanaf 1961 kregen bij de DB zo'n 730 locs een Kabinentender: in AW Lingen werd er een conducteurshuisje op gezet. Dat ging ten koste van de hoeveelheid kolen die kon worden meegenomen, maar het voordeel was dat er geen conducteurswagen meer hoefde mee te rijden in goederentreinen. Na de oorlog hebben er diverse andere verbouwingen plaatsgevonden. Zo heeft de DB 30 locs voorzien van een Franco-Crosti-voorverwarmer (serie 50.40) en kregen bij de DR bijna 50 locomotieven een nieuwe ketel en een Knorr-mengvoorverwarmer (serie 50.35, met oliestook 50.50). Bovendien werden bij de DR eind jaren vijftig nog 88 nieuwe locs gebouwd (serie 50.40). Klik hier voor meer. |
42, 52 (Kriegslokomotiven)Summerau, 24 augustus 1973. Kriegslokomotive 52.7601 van de ÖBB. Klik hier voor meer foto's en informatie over deze grote serie, waarvan er ook na de oorlog nog vele zijn gebouwd of herbouwd. Zie ook Baureihe 42. Nooit gebouwd: de Mallet Baureihe 53. |
55 (preuss. G8')Kohlscheid, 20 september 1970. Loc 055 440 met een excursietrein van de NVBS. Dit is een oude Pruisische goederentreinloc van de serie G8'. Hiervan zijn er sinds 1913 meer dan 5000 gebouwd, als vervolg op de ruim 1000 locs van de uit 1902 stammende serie G8. Klik hier voor meer. Soortgenoten: |
60, 61 en 62Baureihe 60: gestroomlijnde locs van de Lübeck-Büchener Eisenbahn. Rechts een model van Baureihe 61, gestroomlijnde locs die bestemd waren voor de Henschel-Wegmann-Zug. Een decennium eerder waren de tenderlocs Baureihe 62 gebouwd. |
64 en 24Bayreuth, 5 september 1972. Loc 064 448 met een trein naar Weiden. Van deze Einheitslokomotive zijn er vanaf 1928 520 gebouwd. Ze hebben door heel Duitsland dienstgedaan. Er zijn 18 locs bewaard gebleven, waaronder een bij de VSM. Klik hier voor meer. Er is ook een variant met losse tender gebouwd: de serie 24. |
65 en 65.10Maartensdijk, 30 mei 1998. SSN 65 018 op weg naar de Nationale Stoommanifestatie in het Spoorwegmuseum. De eerste "Neubaulok" van deze serie werd in 1951 in dienst gesteld. De locs waren bestemd voor het rijden van treinen in het voorstadsverkeer. Er zijn er achttien gebouwd, waarvan een deel geschikt was voor trek-duwverkeer. Dit was Baureihe 65. De DR bouwde in dezelfde periode een soortgelijke loc: Baureihe 65.10. |
66Bochum-Dahlhausen, 30 april 2004. Behalve 1'D2' tenderlocs van de serie 65 zijn in 1955 nog een paar hierop lijkende 1'C2' tenderlocs gebouwd, de serie 66. Deze was gedacht als opvolger van oude series zoals 38 en 78. Vanwege de opkomst van de diesellocomotieven is het bij twee exemplaren gebleven. Hiervan is 66 002 bewaard gebleven. Klik hier voor meer. |
71Diverse series 1'B1'-tenderlocomotieven. Daaronder de Einheitslokomotiven Baureihe 71. |
74 (preuss. T12)Herbede, 24 oktober 1992. Loc 74 1192 (met 38 2267) van de DGEG op de Ruhrtalbahn. Loc 74 1192 is kort na deze rit op non-actief gesteld. Tussen 1905 en 1921 zijn ruim 1000 locomotieven van dit type gebouwd, waarvan 974 voor de Pruisische spoorwegen. Daar deden ze onder andere dienst in het Berlijnse voorstadsverkeer, totdat ze daar door de elektrificatie overbodig werden. Ook bij andere maatschappijen werden deze locs gebruikt; zo bezat de Lübeck-Büchener Eisenbahn een aantal gestroomlijnde machines. In 1968 gingen de laatste locs van deze eens grote serie buiten dienst. Meer over Baureihe 74. |
75Diverse series 1'C1'-tenderlocomotieven. Onder andere de Württenbergische T5. |
78 (preuss. T18)Tübingen, 22 augustus 1973. Loc 78 246 vertrekt 's ochtends met een lange goederentrein naar Horb. Tussen 1914 en 1927 lieten de Pruisische staatsspoorwegen 458 van deze tenderlocomotieven bouwen. Ze waren bestemd voor personentreinen, waarbij ze ook in trek-duwtreinen werden inzet. De laatste loc van de DB, de 78 246, deed tot in 1974 dienst vanuit Bw Rottweil. Klik hier voor meer. |
80Apeldoorn, 14 augustus 1977. VSM-loc 4 (DB 80 036) met een trein naar Dieren. De Einheitslokomotiven van Baureihe 80 stammen uit 1927. Ze waren bedoeld als rangeerlocomotief op grote reizigersstations. Er zijn 38 locs gebouwd. Ze deden tot in de jaren zestig dienst. Enkele locs zijn daarna verkocht aan bedrijven. Klik hier voor meer. |
81Tenderloc DB 81 004 van Märklin, model uit de jaren zestig. De Baureihe 81 ontstond in dezelfde tijd als de hierboven beschreven 80. Ze zijn hier een vierassige variant van, bestemd voor de zware rangeerdienst. Er zijn er 10 van gebouwd. In 1940 was het plan om er nog 60 te bouwen, maar daar is vanwege de oorlog niets van terecht gekomen. De laatste locs deden dienst in 1963. Loc 81 004 is bewaard gebleven, niet alleen als Märklinmodel maar ook in het echt. Klik hier voor meer. |
82Lingen, 16 augustus 1974. Loc 82 008 als monument bij het AW. Vanaf 1950 zijn 41 locs van deze serie gebouwd. Ze waren bedoeld als opvolger van bejaarde series zoals de 78 en 94, en werden zodoende zowel in rangeerdiensten als voor korte treindiensten ingezet. Ze waren sterk en hadden goede loopeigenschappen, maar waren behoorlijk storingsgevoelig. In 1972 gingen de laatste locs buiten dienst. Loc 82 008 is bewaard gebleven. In 2003 is deze loc overgebracht naar het DB-museum in Neumünster. Klik hier voor meer. |
86Nürnberg Rbf, 30 augustus 1972. Loc 086 431 op de draaischijf. In 1928 verscheen de eerste loc van deze serie op de rails. Tot 1943 werden er 774 gebouwd. Ze waren bedoeld voor het trekken van goederen- en personentreinen op secundaire lijnen. Veel locs hebben de oorlog overleefd. Begin jaren zeventig waren de laatste exemplaren van de DB onder andere actief in de omgeving van Nürnberg. Zo reden ze pendeltreinen tussen het Hauptbahnhof (Hbf) en het Rangierbahnhof (Rbf), speciaal bedoeld voor spoorwegpersoneel en spoorwegfotografen. Klik hier voor meer. |
89Tenderloc DB 89 028 van Märklin, model uit de jaren zestig. Dit is de kleinste Einheitslokomotive die door de DR is gebouwd. Ze waren bedoeld voor de lichte rangeerdienst. Tussen 1934 en 1938 zijn tien locs gebouwd. Voor het eerst werden grote delen van de loc gelast in plaats van met klinknagels aan elkaar gezet. Na de Tweede Wereldoorlog zijn vijf locs in Polen terecht gekomen. De andere deden tot 1967 dienst in Oost-Duitsland. Loc 89 008 is bewaard gebleven. Klik hier voor meer. |
89.30-40 (württ. T3)Bw Tübingen, 1 maart 1971. Loc 888 van de Württembergische Staatsbahn (K.W.St.E.), in 1915 gebouwd door Maschinenbau Heilbronn, fabrieksnummer 3044. Van dit type (württ. T3) zijn 110 locs gebouwd. Dit is loc 89 407, die in 1936 door de gasfabriek van Stuttgart is overgenomen. Daar deed de loc tot 1968 dienst, waarna Eurovapor zich erover ontfermde. De loc heeft daarna nog jarenlang bij de gasfabriek van Stuttgart gestaan. Sinds 2003 is ze eigendom van het Eisenbahnmuseum Heilbronn. Klik hier voor meer. |
94 (preuss. T16')Rheine, 12 november 1971. Losse loc 094 730 nadert het station uit de richting Emden. Dit is een oude Pruisische goederentreintenderloc van de serie T16'. Hiervan zijn er sinds 1914 meer dan 1200 gebouwd, als vervolg op de bijna 350 locs van de uit 1905 stammende serie T16. Klik hier voor meer. Zie ook Baureihe 92 en Baureihe 93. |
95 (preuss. T20)Saalfeld, 25 september 1979. Loc 95 0024. De vijfassige locs van de serie T20 waren de zwaarste goederentreinlocs die voor de Pruisische spoorwegen zijn gebouwd. Tussen 1922 en 1924 leverde Borsig 45 locomotieven, die vooral op steile hellingen tot hun recht kwamen. Ze waren voorzien van Riggenbach-Gegendruckbremse: remmen door middel van tegendruk in de stoomcilinders. In Oost-Duitsland zijn de meeste locs later omgebouwd op oliestook. Loc 95 028 is bewaard gebleven. Klik hier voor meer. |
97.5 (württ. Hz)Horb, maart 1971. In een loods staan twee van de vier tandradlocs die tussen 1923 en 1925 zijn gebouwd voor de Württembergische Staatsbahn (type Hz). Klik hier voor meer. |
98Bw Ulm, 4 maart 1971. Loc 98 886. Baureihe 98 was bestemd voor normaalsporige lokaalspoorlocomotieven die door de diverse Länder waren ingebracht. Klik hier voor meer. |
99Wernigerode, 1991. Loc 21 (HSB 99 6001). In Baureihe 99 werden alle smalspoorlocomotieven ondergebracht. Via subnummers werd onderscheid aangebracht tussen (zeer) uiteenlopende soorten. Klik hier voor meer. |
Haaksbergen, 28 oktober 1973. Loc 5 van de Museum Buurt Spoorweg. Dit is een in 1927 gebouwde loc, die tot 1972 bij verschillende Privatbahnen dienst heeft gedaan. Deze loc is van het ELNA-type 5: een 1'C-loc met een asdruk van 14 ton. ELNA staat voor "Engeren Lokomotiv-Normen-Ausschuss". Deze locomotieven waren ontworpen in overleg tussen de Duitse spoorwegindustrie en de diverse particuliere spoorwegen. Dit met als doel om de grote verscheidenheid aan locomotieftypes te verminderen. Het waren eenvoudige, robuuste en zuinige machines, die in zes typen geleverd konden worden: C, 1'C en D, elk met naar keuze een asdruk van 12 of 14 ton. Daarbinnen waren nog varianten mogelijk (natte of oververhitte stoom), terwijl het C-type ook met wielen van 1200 mm in plaats van 1100 mm geleverd kon worden. In totaal dus 14 varianten. |
Een nooit gerealiseerd plan van Adolf Hitler: de Breitspurbahn. |
Neue Dampflokomotiven in Europa. Hanns Stockklausner. Verlagsbuchhandlung Natur und Technik. Wien, 1951. Schriftenreihe "Schienenverkehr" Heft 3. Boekje met een overzicht van de nieuwe stoomlocomotieven die kort na de Tweede Wereldoorlog in verschillende Europese landen zijn gebouwd of ingevoerd: België, Duitsland (westelijke zone), Frankrijk, Groot-Brittannië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije. Scan van het boekje (pdf). |
Deutschlands Dampflokomotiven gestern und heute. Door Karl-Ernst Maedel. VEB Verlag Technik Berlin, 1e druk 1957. Die deutschen Dampflokomotiven gestern und heute. Door Karl-Ernst Maedel. VEB Verlag Technik Berlin, 5e druk 1968. Meer boeken van Karl-Ernst Maedel. |
Taschenbuch Deutsche Dampflokomotiven (Regelspur). Door Horst J. Obermayer. Franckh'sche Verlagshandlung, Stuttgart 1969. Zakboekje waarin van alle normaalsporige Duitse stoomlocomotieven een foto en een korte beschrijving wordt gegeven. Handig om bij je te hebben, hoewel er in 1969 niet zo erg veel verschillende typen meer rondreden in beide Duitslanden. Na het succes van dit boekje volgden er nog diverse andere Taschenbücher. Taschenbuch Deutsche Dampflokomotiven (Regelspur). Door Horst J. Obermayer. Heel Verlag, 2011. ISBN 9783868523867. Fotografische herdruk van mijn stoombijbeltje, gebaseerd op de laatste druk uit 1979. De drukkwaliteit is matig, maar daar staat de prijs (ca. € 10) tegenover. Inhoudelijk mis ik de uitleg over hernummering die in 1970 bij de Oost-Duitse spoorwegen plaatsvond. De hernummering bij de DB in 1968 wordt wel uitgelegd. |
Verzeichnis der deutschen Lokomotiven. 1923-1963. Mit einer Übersicht über die Lokomotivbezeichnungssysteme Europas. Helmut Griebl, Fr. Schadow. Transpress, Berlin & Verlag Josef Otto Slezak, Wien. Heft 2 der Schriftenreihe Internationales Archiv für Lokomotivgeschichte. 1965. Overzicht van alle Duitse stoomlocomotieven volgens het nummersysteem uit 1920, en van alle diesel- en elektrische locomotieven die in mei 1964 bekend waren. Bovendien bevat het boekje een beschrijving van de locomotiefnummersystemen van alle Europese staatsspoorwegen. |
Dampflokomotiven deutscher Eisenbahnen. Baureihe 01-39. Weisbrod/Müller/Petznick. Alba Buchverlag, Düsseldorf. 4. Auflage, 1987. ISBN 3870940816. Deutsche Dampflokomotiven. Baureihe 41-59. Weisbrod/Müller/Petznick. Alba Buchverlag, Düsseldorf. 2. Auflage, 1976. ISBN 387094059X. Deutsche Dampflokomotiven. Baureihe 60-96. Weisbrod/Müller/Petznick. Alba Buchverlag, Düsseldorf. 1. Auflage, 1978. ISBN 3870940506. Dampflokomotiven deutscher Eisenbahnen. Baureihe 97-99. Weisbrod/Müller/Petznick. Alba Buchverlag, Düsseldorf. 3. Auflage, 1988. ISBN 3870940875. (Bij herdrukken is de titel van de serie veranderd.) |
|
Reko- und Neubau Dampfloks der DR. Door Hans Wiegard. Uitg. GeraMond, München 2001. ISBN 3765471038. Na de Tweede Wereldoorlog moest in beide Duitslanden het spoorwegbedrijf weer worden opgebouwd. De stoomlocomotief was daarbij onmisbaar. West-Duitsland ging er onder andere dankzij het Marshall Plan vanaf 1950 weer op vooruit: het Wirtschaftswunder. Daardoor kon men gaan denken aan modernere tractiemiddelen, hoewel er nog wel nieuwe stoomlocomotieven werden gebouwd. Oost-Duitsland, economisch leeggeplunderd door de Sovjet-Unie, bleef echter achter. In de jaren vijftig begon men noodgedwongen met een omvangrijk programma om verouderde stoomlocomotieven te moderniseren en om nieuwe locs te bouwen, vaak op basis van oudere ontwerpen. In dit boek wordt uitgebreid ingegaan op de "Nachkriegskonstruktionen der Reichsbahn". |
Museumslokomotiven in Deutschland. Door Martin Weltner. Uitg. GeraMond. Aktualisierte Neuausgabe, 2004. ISBN 3765471771. Overzicht van alle in Duitsland bewaard gebleven locomotieven en treinstellen. Duits materieel dat in zich in het buitenland staat er niet in, of wordt in een bijzin genoemd. Op het omslag loc 62 015, een uit de jaren 30 stammende tenderlocomotief waarvan er 15 zijn gebouwd. Vanwege de hoge asdruk en kleine voorraden waren hun inzetmogelijkheden beperkt. Een geplande versie met losse tender, Baureihe 20, is nooit gebouwd. |
Zie ook: