Engelse auto'sMijn vader werkte als boekhouder bij een garagebedrijf in Huizen. Op een dag in 1957 kwam hij met een auto thuis: een Austin A30. Het was een van de eerste auto's in onze straat. Verderop stond de andere auto: een Kever. Het enige kenteken dat ik uit mijn hoofd ken is het kenteken van die eerste Austin: PT-38-50. Iets wat je als 7-jarig kereltje uit je hoofd leert, vergeet je nooit meer. Ik herinner me ook nog goed de richtingaanwijzers: oranje armpjes die naar buiten klapten. In 1963 werd dat kleine wagentje, waar we met zijn vijfen niet meer in pasten, ingeruild voor een grotere Austin. Dat was een lichtblauwe Cambridge A55. Mijn eigen eerste auto was ook van Engelse makelij: dat was een Triumph Herald 12/50. Daar heb ik in 1971 een poosje in gereden. Ook deze auto laat ik hier zien. In de nalatenschap van mijn vader vond ik onder andere het boek "Austin, 50 years of car progress", dat in 1955 verscheen. Daar heb ik een aantal plaatjes uit gekopieerd. Dit om te laten zien hoe mooi auto's vroeger waren. Net zoals treinen vroeger veel mooier waren dan tegenwoordig. Industrieel erfgoed dat het waard is om behouden te blijven. En gelukkig zijn er mensen die zich daarmee bezig houden, zoals Frans van Zoest van het Austin-Morris-Riley-Wolseley-Register. Zijn verhaal vind je verderop. |
Austin A30"Een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis der automobiel is begonnen met de introductie van de nieuwe Austin A30. Een mooie kleine wagen, die prettig te besturen is en die volkomen aan de eisen voldoet, welke aan economisch vervoer gesteld worden... Dit is de wagen waarop iedereen over de gehele wereld vol ongeduld gewacht heeft." Aldus de tekstschrijver van dit vouwblad. Op de foto de vierdeursversie van de A30 op het grindpad van een Engels landhuis. Mijn vader, die in een Hilversums rijtjeshuis woonde, kocht in 1957 een lichtgrijze tweedehands tweedeursversie. |
Twee tekeningen uit het instructieboekje. Daaronder de voorkant van het serviceboekje, uitgegeven door R.S. Stokvis & Zonen N.V., afd. Automobielen, Rotterdam. Dit was de Nederlandse importeur van Austin. Van de A30 van mijn vader is, op een paar boekjes na, alleen het Austin-symbool bewaard gebleven dat op de motorkap zat. |
De Austin A30 van mijn vader, tijdens een bezoek aan de toen nog bestaande Noordpool in 1961. |
Een Austin Cambridge uit 1954. Zo'n auto heeft mijn vader ook gehad. |
Twaalf naoorlogse AustinsUit het boek "Austin, 50 years of car progress", dat in 1955 verscheen, heb ik de naoorlogse Austin-modellen gekopieerd. |
|
Austins en de eilandentramdoor Frans van ZoestAfgelopen zomer (2004) hadden we ons onvolprezen clubweekend in Zeeland. Op de zondag had ik als afsluiting van de rit een bezoek aan het RTM-museum aan "De Punt" op Goeree-Overflakkee geregeld. RTM staat voor Rotterdamse Tramweg Maatschappij. Dit was een uitgebreid trambedrijf dat tot in 1966 een tramnet exploiteerde op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. Tussen de eilanden had de RTM verschillende veerdiensten waar men ook met de auto op kon. Bij het gereedkomen van de bruggen en dammen van de Deltawerken werden de eilanden beter bereikbaar en werden de veerponten afgeschaft. Van kinds af aan had ik al een zwak voor Engelse auto’s maar ook voor het trambedrijf van de RTM. Mijn vader was vroeger chauffeur voor de overheid en met hem mocht ik toen mee op verschillende ritten met dienstauto’s die vaak naar de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden gingen na de watersnoodramp. Zodoende staan de veerschepen en vooral ook de stoom- en motortrams van de RTM nog steeds op mijn netvlies gebrand. Dit houd ik levendig door donateur van het RTM-museum te zijn en zo enkele malen per jaar met plezier het werkende museum te bezoeken. De veerschepen hebben duizenden voertuigen jarenlang overgezet en dus ook duizenden automobielen van Britse makelij die een fraaie aanwinst voor onze club zouden zijn geweest. Een tijdje geleden surfte ik op internet en kwam ik op de site van een echte spoorliefhebber genaamd Nico Spilt. Nico heeft een zeer uitgebreide site, waar ook wat te zien is van de RTM. Nico woonde vroeger in Hilversum, de familie van zijn moeder woonde in Stellendam, op Goeree-Overflakkee. Zeker twee keer per jaar ging men daar op bezoek. Eerst met de trein naar Rotterdam, daarna met de tram naar Hellevoetsluis, dan met de veerboot naar Middelharnis, en tot slot met een gelede bus van de RTM naar Stellendam. Later ging deze reis per auto.
De vader van Nico heeft twee Austins gehad in die jaren. De eerste auto was een Austin A30, voorzien van het kenteken PT-38-50. Deze zien we staan op het dek van de RTM-veerboot "Haringvliet" in 1958. De tweede foto van dezelfde A30 is uit 1962 tijdens het wachten op de veerboot in Hellevoetsluis.
De foto van de fraaie Austin A55 Cambridge zou de Austin van Cosmas Cloosterman kunnen zijn omdat hij ook een ZD-kenteken heeft. De afgebeelde A55 was echter van Nico’s vader en had het kenteken ZD-92-92, blijkbaar dus afkomstig uit dezelfde door importeur Stokvis geleverde serie. De Austin op de foto staat in december 1967 te wachten voor de geopende Barendrechtse hefbrug, toen de hoofdroute naar op de Hoekse Waard. Tot in 1957 reed daar ook de RTM-tram over. Deze fraaie brug werd gesloopt toen de Heinenoordtunnel gereed kwam. De andere foto van de Cambridge laat een manoeuvre zien die uitstekend kon worden uitgevoerd met zo’n groot Austin-stuurwiel. Beide Austins zullen denk ik wel naar de BMC-hemel zijn gegaan, maar het is altijd leuk om oude foto’s te zien waarop schitterende clubauto’s op staan afgebeeld. Zo zie je maar weer, soms vind je ze in het wild. Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit The Badge, december 2004. Dit is het officiële orgaan van het Austin-Morris-Riley-Wolseley-Register. Doelstelling hiervan is het bij elkaar brengen van eigenaren en liefhebbers van alle autotypen die onder de merknamen Austin, Morris, Riley en Wolseley en hun sub-merken zijn vervaardigd, alsmede het stimuleren van het instandhouden en rijdend houden van auto's van gemelde merken. Website www.amrwr.nl. |
Zie ook: Met de tram naar Hellevoetsluis (pdf)
Waarom zou je in de auto je hoed ophouden? Dat vroeg ik me een halve eeuw geleden weleens af. Dat was in de tijd dat Nederlandse vrouwen nog met hoofddoekjes liepen en dat mannen bijna altijd een hoed droegen. Behalve arbeiders, die droegen altijd een pet of alpino. Arbeiders konden toen nog geen auto betalen, alleen mannen met hoeden konden dat. En die hielden hun hoed dus op als ze achter het stuur zaten. Waarom ze dat deden begreep ik niet. Auto’s hadden toch niet voor niets een hoedenplank waar je je hoed op kon leggen? Voor je handschoenen had je trouwens een handig handschoenenkastje. Misschien had het iets met veiligheid te maken. Autogordels bestonden nog niet, net zo min als veiligheidsglas. Bij een botsing was je met je hoed toch een klein beetje beschermd. De mannen met hoed op achter het stuur zijn allemaal uitgestorven. Dat dacht ik tenminste. Laatst werd ik gesneden door een auto die van links uit een zijstraat kwam. Hierna bleef de bestuurder langzaam voor mij uitsukkelen. Het was een oude man met een hoed, zo’n gleufhoed die mannen vroeger droegen. Hoe oud hij was kon ik niet zien, maar ooit moet het een jonge man zijn geweest. Wat zou hij toen hebben gedacht als hij een auto voorbij zag gaan? “Later ga ik ook zo’n hoed kopen, en die hou ik dan gewoon op als ik achter het stuur zit.” Of misschien was het de hoed van zijn vader en dacht hij “ik ben nu zelf een oude man, laat ik die hoed gaan dragen.” Eigenlijk had ik hem moeten volgen tot hij uitstapte, zodat ik het kon vragen. Maar daar stond mijn pet niet naar. |
Weblog, mei 2012
Hilversum, juni 1971. Mijn eerste auto, een Triumph Herald 12/50 met schuifdak. Kenteken JZ-87-54. Op de eerste foto in de Vingboonsstraat, waar ik toen met mijn ouders woonde, op de tweede foto bij het station. Na het halen van mijn rijbewijs (op mijn 19e, 20 lessen, in één keer geslaagd) kocht ik voor ruim 500 gulden deze auto van een collega. De 12/50 was gebaseerd op de 1200. Van dat laatste type vond ik in 2004 een Owners Repair Manual. Die had ik in 1971 goed kunnen gebruiken! Ik had wel een mannetje die voor de broodnodige reparaties zorgde, totdat de wagen helemaal op was. Ik heb hem daarna verkocht aan iemand die hem als plukauto kon gebruiken. |
De vier uitvoeringen van de Triumph Herald 1200. De auto die ik bezat was een daarvan afgeleide Triumph Herald 12/50, een ontwerp uit 1963, die alleen als Saloon leverbaar was. |