Met dank aan Jo Roesen voor zijn tekstbijdragen en beeldmateriaal.
De spoorwegwet van 1859 schreef voor dat hoofdspoorwegen over de gehele lengte afgesloten moesten zijn, dus ook bij openbare overwegen. Dat betekende dat er veel personeel nodig was om al deze overwegen te bewaken. De wachters woonden met hun gezin vlak bij de overweg. Doorgaans deden ook hun vrouwen dienst. De wachters werden voor de komst van een trein gewaarschuwd door een seinklok (overwegklok). Ze wisten dan dat ze de hekken moesten sluiten. Behalve bij overwegen stonden dit soort klokken ook op perrons, om treinen aan te kondigen. Bij stations en bij grotere overwegen werden de spoorbomen op afstand bediend. Dat gebeurde met een handelinrichting vanaf het perron of vanuit een seinhuis. Op den duur kwamen er ook elektrisch bediende overwegen. In 1922 veranderde de wet, waardoor de spoorwegen de bewaking bij een groot aantal overwegen kon opheffen. Meteen daarna begon het aantal ongevallen op deze overwegen toe te nemen. Dit leidde ertoe dat men de overwegen van automatische beveiliging ging voorzien, zoals knipperlichtinstallaties en halve overwegbomen (ahob). Meer hierover in het thema Overwegen. De seinklokken waren voorzien van een mechanisch slagwerk, dat op afstand in werking werd gesteld door middel van een elektrisch signaal. Na circa 200 slagen, of in elk geval één keer per dag, moest de overwegwachter het mechanisme weer opwinden. Aan deze seinen kon ook een repeteerschijf zitten, die een kwartslag draaide als de klok afging. Daaraan kon de overwegwachter zien dat het sein was afgegaan, voor het geval hij twijfelde of de klok had geklonken. De schijf moest hij daarna weer terugdraaien. Siemens & Halske leverde tot 1899 zeker 967 seinklokken aan de SS en de HIJSM. 80 jaar lang stonden zij waakzaam bij overwegen en op stations, maar niemand keek er naar om. Op enkele exemplaren na zijn alle Nederlandse exemplaren naar de sloop verdwenen. Seinklok of kloksein? |
Spoorwegmuseum Utrecht, voor de grote verbouwing. Tegenwoordig staat deze seinklok elders op het terrein. Dit is een voor Nederland zeldzaam exemplaar met repeteerschijf. De schijf staat hier in de ruststand; wanneer de klok klinkt, draait de schijf een kwartslag. De klokken werkten mechanisch, maar werden door middel van een elektrisch signaal geactiveerd. De bedrading werd aangesloten via de twee porseleinen isolatoren boven op de klok. Dit exemplaar is afkomstig van de brugpost met overweg te Purmerend (lijn Zaandam–Enkhuizen) en is daar tot in de jaren 60 van de twintigste eeuw in dienst geweest. De andere seinklokken in Nederland zijn al veel eerder buiten dienst gegaan. Foto's collectie Jo Roesen. |
Hoorn, 8 mei 2004. Foto gemaakt uit het seinhuis, door treindienstleider Jaap de Boer. Let op de authentieke seinen, en op de seinklok op de voorgrond. Ook in Wognum, Twisk en Opperdoes zijn dit soort seinen te zien en te horen. |
Verkehrsmuseum Nürnberg, 16 augustus 2005. Op de linkerfoto een Beierse seinklok, herkenbaar aan de repeteerschijf met blauwe streep; in andere Duitse landen was deze streep rood. Rechts op deze foto is het slagwerk te zien van een mechanisch bediende overweg (model 1933). Op de rechterfoto's een andere seinklok. Hiervan is ook het opwindmechanisme met gewicht te zien. Een paar keer per dag moest de overwegwachter het mechanisme opwinden, waarbij het gewicht omhoog ging (vergelijk de koekkoeksklok). Toen deze seinklok nog in gebruik was zat er natuurlijk geen doorzichtige plaat voor, maar een ijzeren luik. Op dit exemplaar ontbreken de porseleinen isolatoren. |
Linkerfoto: Neuenmarkt-Wirsberg, 17 augustus 2005. De F staat voor Fernspecher (= telefoon). Telefoons bestonden nog niet in de tijd van de eerste seinklokken. Mogelijk heeft dit apparaat later een andere functie gekregen; misschien als behuizing voor een telefoontoestel? Ik ben vergeten er in te kijken. Rechterfoto: een overwegwachter aan de spoorlijn Görlitz-Breslau is juist bezig met het opwinden van het mechanisme. Dit moest minstens één keer per dag gebeuren, om te voorkomen dat het aflopende gewicht op de bodem zou komen, waarna het sein niet meer zou werken. Seinklokken waren om twee redenen zo hoog. Ten eerste moest er ruimte zijn voor het aflopende gewicht. Ten tweede was een flinke klankkast gewenst om de klok goed hoorbaar te doen zijn, ook als de overwegwachter in zijn huisje zat. Foto collectie Jo Roesen. |
Links: een Nederlandse overwegwachteres uit 1889, met rode vlag. Repro uit het gedenkboek van de HIJSM, 1839-1889. Collectie Nico Spilt. Rechts: een seinklok van het type dat vermoedelijk in 1871 is geplaatst langs de spoorlijn Amsterdam-Rotterdam. Repro uit Das Signalwesen, E. Schmitt, Praag 1878. Collectie Jo Roesen. |
Utrecht, Koningsweg. Overwegwachteres mevrouw De Groot in actie. Ze woonde in woning 52A die hier nog steeds staat. Het spoor is in november 2012 opgebroken. De foto's zijn gemaakt in het begin van de jaren vijftig, te zien aan de turkooise 1100 die voorbij komt. De trein rijdt richting Lunetten. De overwegwachteressen droegen een cape met rode voering. De komst van een trein werd aangekondigd door een seinklok. Bij het seinhuis van het Spoorwegmuseum is tegenwoordig nog zo'n klok te zien. Foto's beschikbaar gesteld door Rob de Groot, kleinzoon van mevrouw Mijnoudje de Groot-Bankert, de eerste vrouwelijke overwegwachter van Nederland. |
Museum Energetica Amsterdam, 30 maart 2005. Seinklok in geopende toestand. Duidelijk is het grote gewicht te zien (circa 35 kilo). Naast de klok staat Hans Slemmer, een van de medewerkers van het inmiddels helaas gesloten energiemuseum. Op de rechterfoto het mechanisme van een andere seinklok. Foto's Jo Roesen. |
Repro's uit "De Elektrotechnische School, Deel IV, De Zwakstroomtechniek" door Ir. C.L. van der Bilt. NV Uitg. Mij v/h Van Mantegem & De Does, Amsterdam. Vierde druk (ca. 1925, eerste druk 1914). Collectie Jo Roesen. |
Een perronslagwerk, een kleine versie van de seinklokken. Deze hingen ook wel in het kantoor van de stationschef. Dit exemplaar hangt bij een Duitse verzamelaar aan de muur. Foto collectie Jo Roesen. |
De "treinvooraanduider" die vroeger bij het loket van station Bilthoven hing. Met een bel werd de komst van een trein aangekondigd, en een witte lamp gaf aan uit welke richting en op welk spoor. Spoor 3 staat niet op dit kastje. Dat was waarschijnlijk het "zakspoor" dat zich tot 1972 in de Utrechtse zijde van het perron bevond (tegenwoordig een plantsoentje) en van waar extra treinen aankwam voor bezoekers aan het Biltse Meertje, en speciale treinen voor directie en kantoorpersoneel van de NS, werkzaam op het hoofdkantoor in Utrecht. Collectie Bert Peihak. |
Blokpost Bunnik, 28 april 2007. Wat is een blokpost zonder beveiligingsapparatuur? Van mijn zus Carina (die vandaag ook jarig was, maar we zijn geen tweeling), kreeg ik deze fraaie seinklok cadeau. |
Zie ook: