Wachters met vlaggenOp de oudste spoorlijnen zorgden wachters langs de lijn er voor dat de treinen elkaar niet te dicht opvolgden. De wachters gebruikten rode en witte vlaggen om signalen te geven aan de machinisten. Er waren wel seinpalen, maar die werden gebruikt voor communicatie tussen de stations en de wachters. Ze golden dus niet voor de treinen. Later kwam de telegraaf in gebruik, waarmee de stations berichten konden uitwisselen. Een trein mocht pas uit een station vertrekken als de voorgaande trein in het volgende station was aangekomen. BlokpostenOp drukkere spoorlijnen werd vanaf 1875 op grote schaal het elektromechanisch blokstelsel ingevoerd. De spoorlijnen werden verdeeld in blokken, met aan het begin van elk blok een seinpaal. Seinpalen konden verschillende vormen hebben. De bekendste zijn de armseinpalen met een rond uiteinde (hoofdseinen) en met een recht uiteinde (voorseinen). De seinen werden bediend vanuit blokposten, die elkaars seinen langs elektrische weg konden vergrendelen of vrijgeven. Zolang zich een trein in een blok bevond, kon de seinpaal aan het begin van dat blok niet op veilig worden gezet. Hiervoor werden elektrische bloksloten gebruikt. Dit zijn kastjes met een venster waarachter een rood of wit plaatje kan verschijnen. De benodigde elektriciteit werd opgewekt door de seinhuiswachter zelf, door aan een slinger te draaien. Automatisch blokstelselDe volgende stap was het automatiseren van de blokseinen. In Nederland gebeurde dit vanaf 1926. De treinen
zorgden nu zelf voor het blokkeren en vrijgeven van de seinen. |
|
Spoorwegmuseum, 10 augustus 2006. Een wachtpost in de omgeving van Haarlem, omstreeks 1848. Een spoorwegwachter geeft met een witte vlag het sein veilig. De wachters communiceerden met elkaar via semaforen (optische telegraaf). Pas later werden seinpalen toegepast die voor de machinisten waren bestemd. Naar een olieverfschilderij van Wouterus Verschuur. |
Franeker, 27 juli 1970. Op het perron staat een Alkmaarse Handelinrichting, die door de HSM werd gebruikt. Vandaar de afkorting HS-toestellen. Met deze inrichting werden de wissels en seinen in Franeker bediend. In de achtergrond de inrichting waarmee de overwegbomen werden bediend. Een ander veelgebruikt type was dat van de Duitse firma Siemens & Halske (SH). Foto gemaakt in het Streekmuseum Ommen, 19 augustus 2003. Deze bedienpost heeft tot mei 1987 dienstgedaan op station Ommen. In 2021 is ze overgedragen aan de MBS in Haaksbergen. Deze SH-toestellen werden onder andere door de Alkmaarse IJzer- en Metaalgieterij vervaardigd. Literatuur: Op de Rails 1969/SW. Deze toestellen worden niet meer gemaakt, maar het bedrijf bestaat nog steeds: Vialis - NMA Railway Signalling. |
Hoorn, zomer 2004. De werkplek van Jaap de Boer, treindienstleider bij de SHM. Hij schrijft: Het betreft het ongeveer 100 jaar oude seinhuis van Kesteren, dat in 1984 door medewerkers van de SHM voorzichtig is gesloopt en enkele jaren later herbouwd op het tramstation in Hoorn. Het seintoestel is van het "Alkmaarse" HSM-type en is ongeveer 90 jaar oud. De vrijwilligers hebben een ware prestatie geleverd door het aanpassen aan de Hoornse situatie. Alle klassieke seinen, de wissels 5 en 9 en de overweg worden hier vandaan bediend, inclusief de afhankelijkheden zoals flankbeveiliging. Meer foto's van het seinhuis van de SHM. |
Spoorwegmuseum, 12 augustus 1988. Oude bedienpost. |
Simpelveld, 15 augustus 1970. De bedienpost in het station. Tweede foto: 13 mei 1988. De uitrijseinen richting Kerkrade en Duitsland. Let op het dubbele vertakkingssein in de verte: de uitrijseinen richting Kerkrade en Aachen. |
Arnhem, 31 augustus 2004. Historische armseinpaal voor post T. De bovenste vleugel, met rond uiteinde, is een hoofdsein. De onderste vleugel, met recht uiteinde, is een voorsein. Beide seinen staan hier in de stand veilig ('s nachts twee groene lichten). In de onveilige stand is het hoofdsein horizontaal ('s nachts rood licht). Het voorsein hangt schuin naar beneden als het volgende hoofdsein op onveilig staat ('s nachts een geel licht in het voorsein). De NS heeft altijd een strikt onderscheid gemaakt tussen voorseinen en hoofdseinen. In bijvoorbeeld de VS kwamen gecombineerde voor- en hoofdseinen voor, waarbij de vleugel dus drie standen kon aannemen.
|
Amsterdam Muiderpoort, 9 juli 1973. Twee armseinen met vertakkingslichtsein (koeiekop), daarnaast een gecombineerd armhoofdsein en -voorsein. Onder de vertakkingsseinen hangen bordjes met snelheidsinstructies. Als deze seinen volledig als armsein waren uitgevoerd, dan had er een enorm bordes moeten staan, met een stuk of zeven palen erop. Deze seinen beveiligen het treinverkeer van Hilversum naar Amsterdam CS. De sporen helemaal rechts zijn bestemd voor het treinverkeer tussen het CS en de Watergraafsmeer. Ter vergelijking de situatie op 21 juli 2004. Bij het armseinstelsel vond men het belangrijk dat de machinist wist naar welk spoor hij werd geleid. Bij het lichtseinstelsel is het belangrijkste dat de machinist weet hoe snel hij mag rijden. Klik hier voor meer foto's op dit station. |
Zwolle, 4 augustus 1973. Achterkant van een voorsein in de lijn die achter de werkplaats langs loopt. Tweede foto: het uitrijsein richting Meppel staat op veilig. |
Utrecht, 25 juni 1989 en 28 augustus 2004. Dit was een van de laatste armseinpalen van NS. De bovenste arm is een hoofdsein, de onderste arm is voorsein van het volgende hoofdsein. Beide armen staan in de onveilige stand. (Het sein moet ergens na 1989 zijn verplaatst. Het stond eerst links van de sporen en is later dichterbij Post H gezet, rechts van de sporen.) |
Utrecht, 2 november 2005. Dit moet het laatste actieve armsein van NS zijn geweest: het uitrijsein van Utrecht GE richting het noorden. Het was een hoofdsein gecombineerd met een voorsein en gold voor verschillende sporen. Door middel van vertreklampen (zie hieronder) werd aangeduid voor welk spoor het sein van toepassing was. |
Utrecht, 2 november 2005. Vertrekbevelsein op het emplacement Utrecht GE. Dit bestaat uit een witte schijf en een kleinere groene schijf ('bord erwtensoep') waarachter een lamp gaat branden als de trein moet vertrekken. Het sein was onderdeel van de klassieke beveiliging die op het punt stond te verdwijnen. Deze lampen werden gebruikt als een vertreksein voor meerdere sporen gold: er was dan maar één armsein nodig. Het vertrekbeveilsein heeft een iets andere betekenis dan het witte vertreksein dat je op perrons ziet. Het is als het ware een kopie van de vertrekstaf van conducteur of stationschef. |
Heerenveen, 23 april 2005. Vertakkingssein, gebruikt op een plaats waar zowel een aftakking naar rechts als naar links lag. Het seinbeeld geeft aan dat het rechtdoorgaande spoor vrij is, maar ook dat het volgende hoofdsein onveilig staat. De armen zijn aan de achterzijde zwart/wit geschilderd.
|
Utrecht, 6 januari 1967. Inrijsein bij het Maliebaanstation, Hilversumse zijde. Het bordessein stond links van de sporen, maar gold voor het rechterspoor, dus voor treinen die uit de richting Blauwkapel kwamen. Dit om de zichtbaarheid van het sein vanuit de boog in het spoor te verbeteren. Het om deze reden links plaatsen van seinen was geen uitzondering. Er was in die tijd nog geen sprake van dat machinisten zonder grondige wegbekendheid de baan op werden gestuurd. Rechts een tekening uit 1961, waarop dit sein is ingetekend. Foto en tekening met dank aan Kees van de Meene. |
Utrecht, 26 mei 2023. Op het terrein van het Spoorwegmuseum zijn diverse seinen te zien. Zie jij zonder verder te lezen wat er niet klopt? Op de foto staan van links naar rechts een gewoon armsein, een rangeersein ('rouwbrief'), een stoplantaarn, een enkelvoudig vertakkingssein (twee armen), en een lichtsein met richtingaanwijzer ('koeiekop').
|
Hilversum, 1967 of wat eerder. Een treinstel mat.'36 is op weg naar Amsterdam. Foto Rienk Mebius. |
Breukelen, 25 juni 1999. De spoorbrug is geopend geweest om een pleziervaartuigje door te laten. Op de tweede foto (boven) is de brug gesloten maar nog niet vergrendeld, wat te zien is aan het draaisein tussen de sporen. Dat sein, een zogeheten afsluitlantaarn, bestaat uit een wit vlak met een horizontale rode balk. |
Hondekop onder bordessein. Naar een ontwerp van Edward Bary. |
Automatische blokseinpaal, door de NS vanaf 1926 gebruikt op een aantal trajecten. De seinen waren afkomstig uit de Verenigde Staten. Duidelijk te zien is dat ze ontworpen zijn voor een stelsel waarbij de seinen drie standen konden aannemen: veilig (recht omhoog), waarschuwing (schuin omhoog) en stop (horizontaal). De NS hield echter vast aan aparte hoofdseinen en voorseinen, en gebruikte dus maar twee standen. Het venster voor de derde lamp was dichtgemaakt. Literatuur: Op de Rails, 1965/SW, 3.2. De illustratie komt uit het boekje "Seinwezen" uit 1941. Hieronder een deel van de tekst uit dat boekje: De normale stand van de door de seinhuiswachters met de hand bewogen blokseinen is „onveilig". In dezen stand wordt slechts verandering gebracht om den naderenden trein het „veilig" te toonen. Zoodra de trein het blok is gepasseerd, wordt het sein weer onverbiddelijk in zijn onveiligen stand teruggebracht. Anders is het met het zoogenaamde zelfwerkende blokstelsel. Hier is de normale stand van het sein „veilig". Rijdt een trein het aldus beschermde blok binnen, dan valt automatisch de arm op onveilig door het verbreken van een electrischen stroom. Op de baanvakken Gouda—Oudewater, Dordrecht—Willemsdorp, Tilburg—Gilze-Rijen, Weesp—Kerklaan, Utrecht—Vleuten en Berkum—Dedemsvaart is dit kostbare stelsel tot stand gekomen. Het vereischt geen personeel, de trein doet het zelf. Het voordeel van het zelfwerkende blokstelsel is, dat het sein op onveilig komt te staan als door welke oorzaak dan ook een onderbreking of kortsluiting van den stroom in de spoorstaven zou ontstaan, dus ook bij een railbreuk. Ook dan immers wordt de stroomloop verbroken en doen de seinen hun werk. Een klein nadeel is het evenwel, dat de onveilige stand ook wordt aangenomen, wanneer een volkomen onschuldige oorzaak den cirkelgang van den electrischen stroom onderbreekt, bijvoorbeeld als een geit met een stuk ketting aan den hals over de spoorbaan zou wandelen. |
Vroomshoop, 1 juni 1984. NS 25 op weg van Almelo naar Mariënberg, enkele weken voordat de klassieke beveiliging op deze lijn zou verdwijnen. In de verte een afgekruist nieuw lichtsein. Op de voorgrond een elektrisch bediend armsein van een bijzonder model. Het is een uit de VS afkomstig armsein dat vanaf de jaren dertig dienst deed langs baanvakken met automatisch blokstelsel. Deze seinen werden in de VS gebruikt als driestandensein, en hadden dus plaats voor drie kleurglazen. Ze zijn op een afstand goed te herkennen aan de gepunte paal. Bij de NS werden ze als tweestandensein gebruikt. Toen langs deze automatische trajecten lichtseinen werden geplaatst, verhuisden verschillende oude armseinen naar andere baanvakken. Foto Fons van der Jagt. |
RangeerseinenBehalve de seinen waaraan treinen zich moeten houden, bestaan en bestonden er ook diverse seinen en seinbeelden die specifiek bestemd zijn voor rangerende treinen, ook wel rangeerdelen genoemd. Bij rangeerheuvels worden speciale heuvelseinen gebruikt om opdrachten te geven aan de rangeerders. |
Amsterdam CS, 1 december 1968. Treinstel 682 naast een paar rangeerstoplantarens. Uit het Seinreglement 1934: "De lantaren toont in de richting van het spoor een oranje staand kruis op een melk-wit veld; een schuin naar beneden gerichte zwarte pijl wijst het spoor aan, waarvoor de lantaren geldt. Geldt de lantaren voor de beide sporen, waartusschen de lantaren geplaatst is, dan wordt dit door twee pijlen aangegeven." Wordt de lantaren vanuit het seinhuis gedraaid, dan verschijnt er in de richting van het spoor een melk-wit veld: het rangeerdeel mag doorrijden. |
Rangeerstoplantaarns, zoals beschreven in het Seinreglement 1934. |
Utrecht GE, 28 augustus 2004. Het inrijsein Utrecht Goederen uit oostelijke richting. Dit is een overblijfsel van het lichtseinstelsel '46. In de achtergrond een van de rouwbrieven op dit emplacement. Dit zijn seinen waarmee toestemming tot rangeren wordt gegeven. Tweede foto: Utrecht GE, 2 november 2005. Op het goederenemplacement wordt druk gesloopt. Het postperron is al bijna verdwenen (zie sloopmachine in de achtergrond). In 2006 zou ook het seinhuis H tegen de vlakte gaan, met de laatste elektromechanische bedienpost in Nederland. Ook de laatste restjes klassieke beveiliging, zoals de rangeerseinen en de armseinen, verdwenen daarmee. |
Utrecht CS, 3 maart 1969. Treinstel 183 komt als rangeerdeel, met één frontsein brandend, uit de dieselloods. |
Hoorn, 14 juni 2019. Loc 6513 naast het seinhuis van de SHM. Rechts een rangeersein. |
|
|
Dieren, 14 oktober 2006. Blokbord (seinreglement 331). Mag alleen worden gepasseerd met toestemming van de treindienstleiding. Blokborden worden gebruikt langs baanvakken zonder seinen, zoals de lijn van de VSM. Met deze borden wordt aangegeven waar een nieuw blok begint, in dit geval blok Ez. |
Bunnik, 11 november 2007. Een originele seinvleugel, gekregen van een bevriende kennis. Voor wie het weten wil: 28,5 kilo schoon aan de haak. De vleugel heb ik gemonteerd aan mijn balkon, goed zichtbaar vanuit de trein. Kijk naar links als je uit de richting Utrecht komt. In het donker brandt automatisch een groen licht. In het Victoriaanse Engeland wezen veilige seinen vaak naar omlaag (lower quadrant) in plaats van omhoog (upper quadrant). Welke onderdrukte gedachte zou hier achter zitten? Ik hou mij trouwens nog steeds aanbevolen voor een fluitbord (SR 312). |
Seinreglement 1934. Dienstreglement van de Nederlandsche Spoorwegen, geldig voor de hoofd- en de locaalspoorwegen. Als rangeerder in Hilversum moest mijn grootvader hier natuurlijk alles vanaf weten. Hij heeft nog enkele andere reglementen uit die periode nagelaten. Het seinwezen. Door Piet Bakker. Uit een serie van vier boekjes, omstreeks 1941 uitgegeven door de Nederlandsche Spoorwegen. |
Zie ook: |
En ook:
Websites over Beveiliging & ongevallen |